Search
Close this search box.

Hugo de Groot

Hugo de Groot (1583 – 1645):
beeld van een vredestichter

Vrede komt niet vanzelf, vrede spreekt niet vanzelf

In het hart van de stad Delft, midden op de Markt, staat een bronzen beeld van een oude bekende. Het is Hugo de Groot, in zijn tijd beter bekend met zijn Latijnse naam Grotius, geboren als zoon van de burgemeester Jan de Groot van Delft. Hij lijkt geen oog te hebben voor het stadsleven een paar meter onder hem. Zo staat hij daar, met zijn rug naar de Nieuwe Kerk, zijn blik gevestigd op het Stadhuis. In gedachten verzonken, maar met zijn ganzenveer in de aanslag. Om op te tekenen wat hij om zich heen ziet gebeuren. Maar vooral ook om zijn inzichten en zijn visie aan het papier toe te vertrouwen. Zoekend naar antwoorden op de vragen van zijn tijd. Bij alles gedreven door het ideaal van vreedzaam samenleven in een wereld van verschil.

Voor de meeste voorbijgangers van het beeld op de Markt is Hugo de Groot een grote onbekende. Als men al iets van hem weet, dan is het zijn spectaculaire ontsnapping in een boekenkist uit het Slot Loevestein nadat hij tot levenslang was veroordeeld. Dit is dan ook de reden om met deze site vanuit het hier en nu aanknopingspunten te vinden bij – en terug te grijpen op – het gedachtegoed van Hugo de Groot.

Je vraagt je af, wat is het ‘misdrijf’ waarvoor hij levenslang heeft gekregen? Zijn bliksemcarrière begon zo mooi en zo goed. Al op jonge leeftijd vond men Hugo de Groot een wonderkind. Voor zijn 10e levensjaar vertaalde hij boeken in het Latijn, maakte hij gedichten in het Latijn. Op zijn 11e ging hij rechtsgeleerdheid studeren en voor zijn 20e was hij gepromoveerd en werd hij advocaat in Den Haag. Al tijdens zijn studie maakte hij politiek furore. Raadpensionaris Van Oldenbarnevelt kon de vijftienjarige Grotius goed gebruiken voor zijn internationale vredespolitiek. Hij maakte deel uit van een diplomatieke missie naar het Franse hof. De koning was zo onder de indruk van deze ‘puber-diplomaat’ Grotius en noemde hem ‘het Hollands mirakel’ (Le Miracle d’Hollande).

Het wonderlijke van Hugo de Groot is onder meer zijn veelzijdigheid. Je kunt hem niet in een hokje plaatsen. Natuurlijk, hij was een briljant jurist. Het huidige internationale zeerecht (het onderscheid van binnen- en buitenterritoriale wateren) vindt zijn oorsprong in zijn boek Mare Liberum. En in zijn boek De Iure Belli Ac Pacis legt Grotius de basis van het volkenrecht dat wij nu kennen.

Behalve dichter, vertaler (uit en naar het Latijn) en dramaschrijver was Hugo de Groot ook een vooraanstaand theoloog. In zijn tijd ontstond er een richtingenstrijd binnen de prille protestantse kerken tussen twee theologische stromingen. Dit conflict bleef niet onder het dak en binnen de muren van de kerken, maar veroorzaakte een tweespalt in de politiek en in de maatschappij. Zoiets kan je niet hebben als je op voet van oorlog leeft met zo’n beetje alle landen om je heen. Gedurende de tachtigjarige oorlog (1568 – 1648) waren er 12 jaar van betrekkelijke rust aan het front. Tijdens dit zogenaamde twaalfjarig bestand (1609 – 1621) kon deze binnenkerkelijke hooibrand oplaaien tot een nationaal uitslaande brand.

In de kerken ging het om de vraag: “Kan een mens al dan niet zijn uiteindelijke lot beïnvloeden: zaligmaking of verdoemenis?” De theoloog Arminius en zijn geestverwanten, de remonstranten waaronder Hugo de Groot, beaamden de inbreng van de mens. De tegenstanders – contraremonstranten onder leiding van de theoloog Gomarus – ontkenden dit. In de ogen van God is de mens een en al zonde, gedoemd om verdoemd te worden. De zaligmaking kan alleen maar van God komen. De lotsbestemming (destinatie) is voor contraremonstranten niet een eindconclusie na afloop van het leven, maar ligt van tevoren al vast in een eeuwig Godsbesluit (pre-destinatie).

Anno 2021 hebben wij moeite om te begrijpen dat een dergelijke kwestie de politiek kan ondermijnen en de maatschappij ontwrichten. En toch, als je kijkt naar het mensbeeld van beide opponenten, dan verdwijnt al snel de scheiding tussen binnen en buiten de kerk. Bijvoorbeeld, wat mag je van een mens verwachten in de publieke ruimte? Bezit hij van nature zoiets als een moreel kompas, een aangeboren besef van goed en kwaad? Is een mens in staat om met een ander afspraken te maken en die afspraken ook na te komen? Of zijn mensen van nature egoïstisch, onbehouwen, zelfzuchtig en vijandig naar elkaar? En moeten ze net als huisdieren gedomesticeerd of als paarden gedresseerd worden?

Hugo de Groot en de remonstranten huldigen een idealistisch en positief mensbeeld. Mensen kunnen met elkaar in vrede leven, omzien naar elkaar en de wetten gehoorzamen. Zij erkennen wel de egocentrische neiging om alleen maar aan zichzelf te denken en geen oog te hebben voor anderen. Daarom pleit Hugo de Groot ook voor een sterke, krachtdadige overheid die mensen aanspreekt op hun gedrag. Overheden zijn afhankelijk van hun burgers. Wanneer burgers inzien en ervaren dat hun individuele belang beter wordt gediend met een overheid die de belangen behartigt van de samenleving als geheel, zal er bij hen vertrouwen groeien, ontzag en respect voor het gezag en de bereidheid om offers te brengen ten bate van het grote geheel. De overheid regeert bij de gratie van de instemming van de meerderheid van de burgers. Volgens de contraremonstranten ontleent de overheid haar bestaansrecht niet aan de instemming van de burgers. Nee, de overheid regeert – net als de koning – ‘bij gratie Gods’.

In 1619 keerde het tij voor Hugo de Groot. Op een vergadering van de landelijke synode in Dordrecht viel het doek voor de remonstranten. Van het ene op het andere moment werden ze vogelvrij verklaard. Er volgden doodvonnissen (Van Oldenbarnevelt) en levenslange gevangenisstraffen, onder meer voor Hugo de Groot.

Lijdzaam moest hij toezien hoe zijn land een andere koers ging varen, een ramkoers. Geen vredesonderhandelingen, geen diplomatie, maar hard tegen hard. Hard naar het buitenland en hard voor het binnenland: interne verdeeldheid en tegenspraak werden niet geduld.

We zullen nooit weten hoe anders de vaderlandse geschiedenis zou zijn gelopen als de synode in 1619 anders had besloten. Men zegt dat Grotius’ laatste woorden waren op 28 augustus 1645: “Door veel te begrijpen heb ik niets bereikt”. Vandaag de dag, eeuwen later, mogen we zeggen dat hij te hard over zichzelf heeft geoordeeld. Middels deze lezingen en via deze site willen we de herinnering aan deze grote staatsman levend houden door stippellijnen te trekken van Hugo de Groot in zijn tijd naar ons in deze tijd.

Delft heeft een beeld om trots op te zijn.

Delft
210826
Jurjen Fennema